In Nederland is het wettelijk mogelijk gemaakt om ‘ongewenst’ te worden verklaard, waarmee de aanwezigheid op het Nederlandse grondgebied een strafbaar feit oplevert. Gedurende de voortduring van de ongewenstverklaring door de Immigratie- en Naturalisatiedienst is het praktisch onmogelijk om een verblijfsvergunning te verkrijgen en kunnen er in andere Europese landen complicaties ontstaan vanwege een signalering. De aanwezigheid van een ongewenst verklaarde op Nederlands grondgebied levert dan op zich een strafbaar feit op.
Vanaf 31 december 2011 wordt voor een ‘derdelander’ geen ongewenstverklaring meer opgelegd, maar in een voorkomend geval een inreisverbod. Dit kan gaan om een licht inreisverbod van één of twee jaar, of om een zwaar inreisverbod tot twintig jaar. In het laatste geval gaat het meestal om onderliggende veroordelingen voor misdrijven waarbij voor een inreisverbod van vijf of tien jaar wordt gekozen door de IND.
Voor niet-derdelanders – ofwel voor de meeste burgers van de Europese Unie – en voor een bepaalde burgers van Turkije, geldt dat zij nog wel tot ongewenst vreemdeling kunnen worden verklaard als het opleggen van een inreisverbod niet van toepassing kan zijn. Hiervoor gelden wel strenge eisen, waarbij het gedrag van de betreffende persoon een actueel en reëel gevaar voor de openbare orde opleveren. Of dit het geval is, moet dus eerst worden nagegaan en dit kan later door een rechter worden getoetst.
Vanaf 2012 heeft de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) een project opgestart ter uitvoering van de aanscherping van de zogenoemde ‘glijdende schaal’. Deze schaal gaat over een wettelijke bepaling waarbij het voor de IND eenvoudiger is geworden om een verblijfsvergunning in te trekken na een veroordeling voor een strafbaar feit. Terwijl iemand met een verblijfsvergunning er voordien in principe nog op kon rekenen dat de vergunning niet meer kon worden ingetrokken, is dat principe door de wetgever nu losgelaten. Dat betekent dat iemand die in Nederland is geboren en getogen, ook na twintig jaar verblijf, bij een onherroepelijke veroordeling en een bepaalde mate van opgelegde straf er rekening mee moet houden dat de IND een voornemen uit tot onder meer het intrekken van de verblijfsvergunning. In dat geval zal er dan doorgaans ook overwogen worden om een inreisverbod op te leggen. Indien iemand veel langer dan 20 jaar in Nederland verblijft, zal er nog altijd door de IND moeten worden beoordeeld of een dergelijke intrekking van een vergunning en de oplegging van een inreisverbod opweegt tegen de persoonlijke belangen die iemand in Nederland heeft opgebouwd.
Bij de hiervoor genoemde zaken kunt u altijd contact opnemen met Advocatenkantoor Drenth & Senczuk.